Gelezen:
De kunst van het ongelukkig zijn
Dirk de Wachter
De kunst om gelukkig te zijn
Arthur Schopenhauer
Er loopt iemand met een trap
aan de overkant van de straat
langs de rand van het park
in een straf tempo voorbij
terwijl ik uit het raam kijk
ik heb niets anders te doen
ik wil niets anders doen
zelfs niet bedenken dat ik
van alles zou kunnen maken
of schrijven of lezen ik doe dat
niet omdat ik humeurig ben
en daarom maar kijk hoe de mensen
op straat zich bewegen van de ene
kant naar de andere op een manier
alsof ze precies weten
waar ze vandaan komen
of waar ze naar toe gaan met
die verdomde trap onder de arm.
IJda Smits
uit: In de tijd van het interval
Beeld: IJda Smits
cyanotype
Mijn schaduw is een gluurder
De kunst van het ouder worden, de kunst van het verdwijnen, de kunst van het ziek zijn, de kunst van kunst, de kunst van het veranderen, de kunst van de imperfectie.
Er is een hoop ‘kunst van’ en ik vraag me af of ‘de kunst van’ een modegril is of een gebrek aan creativiteit om een pakkender titel te vinden. Of zou het marketingtechnisch interessant zijn omdat mensen graag boeken kopen met titels die beginnen met ‘de kunst van'. En waarom is dat dan zo. Geeft het woord kunst meer gewicht aan een boek?
En devalueert het de kunsten niet als alles kunst genoemd wordt? Want kunst als een kunstje, makkelijk gedaan, er is geen kunst aan.
Ik fulmineer hier nu wel over het gebruik van titels als dit maar het is natuurlijk al voor Dirk de Wachter ontstaan en ook in de 19de eeuw populair, bijvoorbeeld bij Schopenhauer (negentiende eeuw), de kunst om gelukkig te zijn en de kunst van het gelijk krijgen.
Het geschrift de kunst om gelukkig te zijn lees ik als tegenhanger van het ongelukkig zijn. Ben ook erg benieuwd naar hoe deze aartspessimist die de wereld een tranendal noemt, leefregels geeft om gelukkig te zijn.
Ik begon met het lezen van De kunst van het ongelukkig zijn van Dirk de Wachter, vooral omdat de zin op de achterkant me bevalt. En het kunstwerk van Louise Bourgeois, ten AM is when you come to me op de cover. Een kunstenaar die ik bewonder en die haar ongeluk zo goed kon transformeren in prachtige kunst.
Met haar mooie beeld kan ik de titel wel verdragen.
En zoals mijn bijgaand gedicht laat zien ben ik er niet vies van om ongelukkig zijn uit te vergroten.
‘Streven naar het geluk als levensdoel is een vergissing.
Streven naar zin en betekenis, daarentegen, is waar het leven om draait.’
Met de eerste regel ben ik het wel eens. Ik ontmoet veel mensen die vooral met de schoonheid van het leven bezig zijn, de blijdschap, de tevredenheid, en oh, kijk mij het eens goed doen. Ik word niet vrolijk van ze. Ik word, eerlijk gezegd wat moe van zulke mensen en ga liever niet met ze om. Het leven is niet zo maakbaar als zij willen doen voorkomen en pech is niet eigen schuld.
Ik heb altijd de ellende die er is op de wereld ook op mijn netvlies. En nee ik ben niet depressief, ik ben realistisch.
Maar zin en betekenis, zouden er veel mensen bezig zijn met het streven naar zin en betekenis. Is het niet zo dat de meesten gewoon een leven willen hebben met zekerheid, een partner en misschien kinderen, in een leuk huis willen wonen, zich veilig willen voelen.
Wat als dat de zin en betekenis van het leven is en verder niet.
Ik had grote moeite met het lezen van het boek van de Wachter. Ik weet niet of het zijn schrijfstijl is of mijn vooroordeel tegen psychiaters. Beiden denk ik. Er sluimert iets van de door mij verfoeide, overdreven maakbaarheid in. Als we maar goed ons best doen dat komen we er wel uit met behulp van. Misschien heb ik ook iets tegen de vorm van helper en hulpeloze. Ik moet maar eens bij mezelf te raden gaan.
Ben ik wel ooit ongelukkig geweest? Ik heb verdriet gehad door het verlies van mensen, te weten dat ik ze nooit meer zou zien en vasthouden. Maar verdriet is een realiteit in het leven. En is er een verschil tussen ongelukkig zijn en verdrietig zijn. Mensen die ongelukkig zijn denken en voelen waarschijnlijk dat het het ongeluk nooit meer over gaat. Van verdriet leer je, door het mee te maken, dat het ooit weer te dragen is en het leven weer goed wordt, weer leuk wordt.
Weemoedig leuk. Wat is weemoed dan. In weemoed zit het woord moed wat gemoed kan betekenen, het pijnlijk gemoed maar het herbergt ook het woord moed, pijnlijke dapperheid maar dapper. En die dapperheid spreekt mij aan. En die kom ik ook tegen bij Schopenhauer.
Eudaimonolgie noemt Schopenhauer de kunst om gelukkig te zijn tegen alle ellende in. De weg van onthechting en ontbering moet worden vermeden en ook om het geluk te bereiken ten koste van het geluk van anderen moet worden vermeden omdat de gewone mens nu eenmaal hiervoor het noodzakelijke verstand niet mag worden verondersteld.
Volgens Schopenhauer gaat het leven van mensen heen en weer tussen pijn en verveling en hij roept ons op het waardevolle werktuig te gebruiken dat moeder natuur ons geschonken heeft:
De menselijke vindingrijkheid en de praktische verstandigheid.
Het gaat er om dat wij leefregels hebben die ons helpen het kwaad af te wenden en de slagen van het noodlot af te weren in de hoop dat we, zo niet het onbereikbare volmaakte geluk, dan toch minstens de relatieve gelukzaligheid kunnen bereiken in de afwezigheid van pijn.
En daar komt de weemoed, de pijnlijke moed weer te pas om onszelf diep in de ogen te kijken en onszelf toe te geven dat wij niet per definitie recht hebben op genot en geluk. Dat wij het ongeluk leren aanvaarden als deel van het leven.
Eigenlijk is dat iets wat ik al heel lang weet en waar ik, al als kind, naar geleefd heb. Maar nu, nu ik terug kijk op mijn leven, besef ik pas hoe veel geluk ik had en nog heb met mijn dappere flexibele geest. Of wat minder aardig gezegd: met mijn arrogante kort door de bocht karakter.
En ik hoef nog steeds niet altijd te glimlachen, mijn empathie met de minder gelukkige mens is nog steeds groot.